Eenmaal als ik ben aangekomen bij een bankje, waar ik altijd even tot rust kan komen in het Lage land,
zit er een oude man voor zich uit te staren. Het is een rustig plaatsje aan een smal landweggetje dat gelegen ligt tussen een aantal weilanden. Even voor de grote boom staan twee bankjes tegenover elkaar. Met daar vlak voor koeien en ernaast gewassen. Deze gewassen staan er weer mooi bij. Ik neem even plaats op het bankje tegenover de oude man, kijk op mijn horloge, bijna zes uur. De oude man, hij zit er gewoon, moe? Voldaan? Maar waarvan dan? Of gewoon uitgeteld van een lange wandeling. Een gezicht afgeleefd door de zware jaren arbeid naar voren starend, denkend, maar waar aan? De kleding zal mij ook al niets verraden, hij heeft gewone alledaagse kleding aan. Wel een beetje ouder, of misschien zelfs gewoon versleten, ik weet het niet. Grijs haar dat een beetje verwaaid maar waar zeker zorg aan besteed is. Naast hem rust een mooie maar eenvoudig uitgevoerde wandelstok tegen zijn rechter been. Zo nu en dan kijk ik hem eens aan. Ik herken hem ergens van. Ik probeer te achterhalen waarvan. Ik kom er maar niet op.
Een beetje zenuwachtig kijk ik even op mijn horloge, het is nog steeds bijna zes uur. De oude man blijft gewoon zitten en staart voor zich uit. Een iets bruin getint gezicht, zou hij wel Nederlands zijn? Of toch niet? Misschien eens vragen, kijk nu nog eens de oude man aan, maar zwijg, doe verder niets, uitgeteld van een dagje hard werken. Morgen, morgen moet ik weer vroeg op. Ik probeer zo even aan alle drukte te ontsnappen. Gewoon om even genieten van de rust. Ook ik zit nu als de oude man voor mij uit te staren. Jong, vol energie, hopend op een mooie toekomst die komen gaat maar ook zo moe de laatste tijd. Morgen, ja morgen een nieuwe dag. Dan kan ik weer aan de slag, maar wat zou die oude man gaan doen morgen? Waarvoor zal hij nog uitkijken? De steeds mysterieuzer lijkende man zit nog steeds voor zich uit te staren.
Het valt mij ineens op dat hij zich hier nog nooit eerder heeft laten zien. Dat terwijl ik hier toch een aantal keren in de week even tot rust kom. Gewoon even genieten van de natuur. Kijkend naar het mooie gras, de weide en de grazende koeien. Mijzelf afvragend hoe lang dit nog zal blijven bestaan. Hoe het er hier vroeger heeft uitgezien. De rust van het leven toen. Geen elektronica zoals wij dat nu kennen, geen digitale apparaten, tv en computers, gewoon een ambacht, met elkaar samen iets maken, een echt vak waar je oud mee kon worden. Met deze gedachte kijk ik de oude man nog eens aan en vraag mij af hoeveel deze man nog van de wereld begrijpt. Een wereld die ikzelf probeer te begrijpen. Ik zit hier misschien wel om de zelfde reden, de wereld raast voorbij met een hoog tempo. Vaak loop ik achter de feiten aan. ¨Hoe doen anderen dat¨ denk ik dan. Weer zie ik die man zitten, hoe was het toen, toen hij mijn leeftijd had? Of later toen hij voor zijn gezin moest zorgen? Ik denk aan mijn eigen toekomst hier, mijn toekomst nu, aan alles dat nog komen gaat, ik heb nog wel geen gezin, maar toch.
Even kijkt de oude man mij aan, hij glimlacht. Groet mij met een beleefde knik en staart weer voor zich uit. Kijkend diep in de verte met de handen naast zich op de bank. Ik groet terug en probeer dit ook net als hem vriendelijk te doen, maar zo voelt het niet. Het voelt gemaakt, niet echt gemeend zodat ik mij nu even geen houding weet te geven. De groet van hem voelde toch anders, warm eigenlijk. Dat was wat ik eigenlijk ook wilde doen, maar het lukte niet. Het maakt mij een beetje zenuwachtig en een ongemakkelijk gevoel komt naar voren terwijl de man nog gewoon voor zich uit zit te staren en mij niet in de gaten lijkt te hebben.
Mijn fantasie vertelt mij dat de oude man een groot gezin heeft gehad, meiden, jongens, maakt niet uit. Het was gezellig, familie, tijd voor elkaar om te lachen en te huilen. Een binding om samen dingen te doen, gewone dingen, leuke dingen. Ik stel mij een avondmaal voor, aan de tafel bij hem thuis. Na een dag hard werken, gewone maar echte kost. Gekookt in pannen, niet zoals nu uit de magnetron of van de afhaal. In gedachte hoor ik hem zeggen dat ze het maar goed hebben. Een fijn leven, een rijk leven. Ik stel mijzelf een leven voor waar om acht uur gezellig de koffie samen gedronken word. Tijd voor elkaar, zonder de tv, maar met het vertellen van verhalen. Luisterend naar elkaar. Tijdens deze gedachte kijkt de oude man mij weer even aan. Ook nu even een kleine maar warme lach. Ik stotter, maar zeg niets. Bewust van mijn ongemak kijk ik hem toch vriendelijk aan. Probeer dan ook dezelfde warmte uit te stralen. Ik voel mij ook even bijzonder en toch, ik kijk op tegen deze oude man, met zijn misschien wel versleten kleding en getekende gezicht van noeste arbeid. Een voorbeeld voor mij van eenvoudige oude maar wijze man. Alsof hij mij kent zoals ik mijzelf, blijf ik even zitten. Genietend van de rust, het landschap, de koeien. Eigenlijk zoals ik het altijd gewend was hier. Met een groot verschil. De warmte van de gedachte over de vervlogen tijden die ik nooit gekend heb en die ik nooit zal leren kennen.
Ineens pakt de oude man de stok die naast hem staat en leunt er nu voorover gebogen overheen. Met zijn handen gevouwen over de mooi uitgesneden kop. Dan valt mij op dat deze toch ook al wat jaartjes oud is. Zelfs ook best wel versleten. Ook nu weer vragen…. Die wandel stok, waar zou die geweest zijn. Welke reizen zou deze stok allemaal gemaakt hebben. Wat zou ik zien als ik door de ogen van deze wandel stok zou kunnen kijken?
Mijmerend laat ik mij iets achterover zakken. Kijk naar de wolken die voor bij drijven. De zon komt er maar net door. Mijmerend over een leven dat gewoon is, een leven als een eenvoudige maar goede vader. Een vader die na het werk geniet van alle dingen om hem heen, maar probeert de wereld te begrijpen omdat alles zo snel voorbij gaat, alles zo veranderd is, en dat hij niet meer kan volgen wat er allemaal gebeurd. Ik denk aan de weekeinde zoals ze toen waren en bedenk dat wij deze tijd niet meer kennen, het voetballen op straat, de strenge winters, met schaatsen die je nog onder moest binden. De warme erwtensoep in de winter bij de kachel waar het haardvuur rustig brand. Nu, ja nu gaat het werk maar door op zaterdag en zondag. Als ik voor mij kijk is de oude man ineens verdwenen. Ik kijk om mij heen, ik zie het weiland met de koeien, een laantje, de grote boom. Ik kijk naar de gewassen, die staan er nog net zo mooi bij. Ik kijk nog eens naar de lege bank, maar de oude man is verdwenen. Vertwijfeld kijk ik weer op mijn horloge, het is net zes uur.
Geschreven door Rik Verhagen